Het VVD-PvdA kabinet werkt aan een verbod voor gezichtsbedekkende kleding zoals bijvoorbeeld boerka’s. Het verbod moet gaan gelden in het onderwijs, de zorg, het openbaar vervoer en in overheidsgebouwen. In het regeerakkoord wordt hierover het volgende gezegd: ”In de openbare ruimte kan de politie ten behoeve van identificatie gelasten de gezicht bedekkende kleding af te leggen”. Eerder was het ‘boerkaverbod’ ook al onderdeel van discussie; in Kabinet Rutte I (VVD, CDA, PVV) werd gepleit voor een algeheel boerkaverbod, wat op het wensenlijstje van de PVV stond. De Partij van de Arbeid vindt een algeheel boerkaverbod te ver gaan; daarom is het voorstel nu beperkt tot de vier genoemde sectoren.
Het blijft wat mij betreft een vreemd voorstel. Een boerkaverbod. Sinds wanneer gaat onze overheid zich bemoeien met de kledingkeus van haar burgers? Dat lijkt mij niet echt een kerntaak van onze overheid. Daarnaast hebben we kerk en staat gescheiden, laten we dat ook vooral zo houden. Natuurlijk ben ik van mening dat het prettig is om elkaar aan te kijken wanneer je een gesprek voert, een boerka kan dan inderdaad hinderlijk zijn. Volgens mij is dat ook geen onderdeel van de discussie. Waar het wat mij betreft wel om gaat is het feit dat de overheid door middel van een wet haar burgers bepaalde kledingvoorschriften wil opleggen en dat is iets wat we volgens mij niet moeten willen. Het verbieden en opleggen van een dergelijk verbod is een behoorlijk zwaar middel. Daarnaast kan je kanttekeningen plaatsen of zo’n verbod wel noodzakelijk is. Zijn die boerka’s namelijk echt zo’n groot probleem in de Nederlandse samenleving, dat dit door middel van een wetsvoorstel aangepakt dient te worden? Slechts maximaal 400 vrouwen in Nederland dragen af en toe een boerka, waarvan 200 dit altijd doen. Beleid maken om dit schijnprobleem op te lossen wordt in de beleidskunde ‘cosmetisch beleid’ (Geul, A. 2013) genoemd. ”Men wekt de indruk een maatschappelijke problematiek serieus aan te pakken terwijl daar bij nader inzien niets van blijkt, of men richt zijn acties op de uiterlijke verschijning van een problematiek maar laat de problematiek in objectieve zin onaangetast.”
Een specifiek onderdeel van dit cosmetische beleid is het zogenoemde ‘spookbeleid’. Spookbeleid is beleid voor een maatschappelijk probleem dat niet bestaat. Het boerkaverbod is daar een voorbeeld van; oud ombudsman Brenninkmeijer zei het al eerder: ”Die voorstellen hebben maar weinig verbinding met wat er in de werkelijkheid gebeurt’ (NRC Handelsblad, 7 april 2012).
In de praktische politiek zijn cosmetische beleidsoplossingen echter vanwege hun lage kosten, snelle toepasbaarheid en al dan niet tijdelijke effectiviteit niet ongebruikelijk. Volgens Van Schendelen zijn ze zelfs ‘bijzonder populair’. De Nederlandse burgers kijken er niet meer van op; boerkaverbod, dierenpolitie en dubbele nationaliteit zijn een aantal voorbeelden van dergelijke cosmetische beleidsoplossingen. Het is de vraag of dergelijke beleidsoplossingen ethisch verantwoord zijn, aangezien niet het probleem maar de onvrede aangepakt wordt. De politiek loopt voor haar verantwoordelijkheid weg wanneer de klachten weggemasseerd worden in plaats van dat de echte problemen aangepakt worden. De romeinen deden het ook al: het bieden van ‘brood en spelen’. Oftewel: het leveren van publieke goederen en diensten die de klachten reduceren of elimineren ongeacht of het probleem zelf daarmee ook wordt aangepakt. Tja: politiek is er ‘gescoord’, de bevolking ’tevreden’ gesteld en de aandacht is even onttrokken van echte maatschappelijke problemen.
Wil je de problemen en onvrede met betrekking tot het boerkaverbod verminderen dan is het invoeren van een wet niet het juiste middel. Alleen een brede discussie over integratie en samenleven kan leiden tot een betere emancipatie en begrip tussen bevolkingsgroepen. Het is goed dat die discussie in de Tweede Kamer gevoerd wordt, maar beter nog kan dit beginnen in het onderwijs en bij het aanpakken van probleemwijken. Integreren doe je namelijk samen en moet dus van twee kanten komen. Juist daarom is beheersing van de Nederlandse taal essentieel en is het van belang dat we samen leven in de buurten, wijken en steden. Daar behoort de focus te liggen, dicht bij de burger, lokaal centraal.