Het vertrouwen in het openbaarbestuur en de politiek neemt al jaren af in Nederland. Er zijn diverse oorzaken aan te wijzen voor de afname van vertrouwen in onze bestuurders en politici..
Een veelgehoorde theorie is dat de burger verder van het bestuur en de politiek is komen te staan. Men voelt zich veelal niet vertegenwoordigd door de gekozen volksvertegenwoordiging. Men spreekt in dat geval over de kloof tussen burger en politiek, het zogenoemde kloofdenken. Men stelt dat de verkozen volksvertegenwoordiging tekort schiet en heeft kritiek op het democratisch gehalte van besluiten. De volksvertegenwoordiging wordt immers slechts eens in de vier jaar verkozen. Deze vorm van de representatieve democratie is wettelijk ingebed.
Mensen die actief opkomen voor hun belangen en eigenaarschap voelen, om hun wijk, buurt of dorp te verbeteren, is toch iets om trots op te zijn?
Wanneer de theorie van het kloofdenken omarmt wordt, kan gezocht worden naar het dichten van de kloof. De meest gehoorde reactie is het toevoegen van directe democratie. Er zijn hier tal van voorbeelden van en vaak is de gemeente de proeftuin van pilots op het gebied van burgerparticipatie. Een woud van termen wordt hiervoor gebruikt; burgerparticipatie, doe-democratie, directe democratie, burgerinitiatieven enzovoorts. Allemaal termen die gericht zijn op het verkleinen van de kloof tussen overheid en burger. Natuurlijk is de SP voorstander van het verkleinen tussen de afstand tussen overheid en burger. Want wat is er verder mis met burgerparticipatie? Mensen die actief opkomen voor hun belangen en eigenaarschap voelen, om hun wijk, buurt of dorp te verbeteren, is toch iets om trots op te zijn? Toch zit er een schaduwkant aan deze vormen van ‘nieuwe democratie’. Zo toont onderzoek aan dat migranten, laaggeletterden, lager opgeleiden en inwoners met een lagere economische status zijn ondervertegenwoordigd bij alle vormen van burgerparticipatie. Daartegenover staat vast dat vooral de hoger opgeleide, oudere blanke man met een goed inkomen oververtegenwoordigd is in burgerparticipatievormen. Deze zogenoemde participatie elite is prima in staat om de wegen binnen ons publieke bestel te bewandelen. Het zijn vaak de brievenschrijvers en insprekers in raden die toch al betrokken zijn bij het publieke proces van beïnvloeding en besluitvorming. Veel lastiger is het om de ondervertegenwoordigde groepen te laten meedoen in vormen van burgerparticipatie, waaronder bij het raadgevend referendum. Wat dat betreft kunnen veel vormen van burgerparticipatie de toets der kritiek niet doorstaan, er mag publiekelijk getwijfeld worden aan de democratische legitimiteit van dergelijke initiatieven. Moeten we dan helemaal afzien van het raadgevend referendum? De SP vindt van niet. Het is natuurlijk altijd goed als mensen gezamenlijk opstaan om hun eigen leefomgeving een stuk beter te maken en daar ook verantwoordelijkheid voor willen nemen. Dat verkleint inderdaad de kloof tussen bestuur, politiek en burger. Daarnaast worden dergelijke initiatieven vaak breed gedragen binnen hun straat, buurt, wijk of dorp. Het is de vraag of besluiten in de gemeenteraad altijd zo breed gedragen worden door de samenleving.
Politici moeten alleen niet bang zijn voor burgerinitiatieven, zolang ze de positie van minderheden en de toets van duurzaam beleid niet uit het oog verliezen, is er weinig om zorgen over te maken.
Het gevaar van burgerinitiatieven is dat initiatiefnemers onbewust meestal onvoldoende rekeninghouden met de belangen en positie van minderheden. De lokale overheid doet er goed aan om burgerinitiatieven aan te moedigen, maar doet er verstandig aan de definitieve besluitvorming in de gemeenteraad te laten liggen. Door het inbouwen van voldoende ‘checks en balances’ wordt bijgedragen aan het versterken van de positie van minderheden. De gemeenteraad is per definitie gekozen om een zorgvuldige belangenafweging te maken waarbij recht gedaan moet worden aan het raadgevend referendum zonder minderheden uit het oog te verliezen. Uiteraard stelt de raad ook kaders op waartussen initiatieven genomen kunnen worden. We moeten dit soort kaders niet dichtregelen waardoor breed gedragen initiatieven bij voorbaat kansloos zijn. De kaders moeten juist zo vormgegeven zijn dat ze duidelijk, uitnodigend en motiverend zijn om een initiatief op te starten. De raad is het instituut dat zorg draagt voor de uiteindelijke goedkeuring, zij is immers ook het hoogste orgaan binnen de gemeente.
Door het toevoegen van directe democratie aan de representatieve democratie ontstaat een hybride systeem waar beide vormen elkaar versterken en controleren. Dit is een prima methodiek om inwoners meer te betrekken bij hun leefomgeving. Politici moeten alleen niet bang zijn voor burgerinitiatieven, zolang ze de positie van minderheden en de toets van duurzaam beleid niet uit het oog verliezen, is er weinig om zorgen over te maken. De SP is dan ook voor het opstellen van een referendumverordening in Oss.
Spreektekst welke ik uitgesproken heb in de commissievergadering van 29 juni 2017. – Referendumverordening gemeente Oss: raadgevend referendum.