Aan de uitspraak ‘ik let niet op kleur’ liggen twee misverstanden ten grondslag.
‘Als je niet op kleur let dan kun je ook niet discrimineren.’ Het tegendeel is dus waar. Juist om een gelijkwaardige samenleving te krijgen waarin achterstellingen vermeden worden moét op kleur gelet worden. Als bepaalde groepen mensen meer steun nodig hebben, dan is het discriminerend om ze die steun niet te geven. Het is ook belangrijk om bij het maken van beleid op te letten of een maatregel tot een groter nadeel leidt voor een bepaalde groeping. Dit alles is nodig om tegengas te geven aan achterstellende ontwikkelingen.
‘Zodra je op ”kleur” let, discrimineer je.’
Het zien van verschillen en het aandacht hebben voor verschillen is niet hetzelfde als discriminatie. Het is struisvogelpolitiek om géén verschillen tussen mensen te zien. Het zien van veschillen is niet het kenmerk van discriminatie. Het wordt discriminatie als:
– De verschillen uitvergroot worden weergegeven waardoor polarisering ontstaat;
– als die veschillen ten gunste van de eigen groep worden uitgelegd;
-als het bovenstaande tot een nadelinge behandeling van de ‘anderen’ leidt.
Willen mensen gelijk behandeld worden? Daar gaat het meestal niet om. Mensen willen op een gelijkwaardige manier behandeld worden en bovendien willen ze dezelfde rechten die anderen hebben. Met de vraag om ‘gelijke behandeling’ wordt meestal bedoeld: een gelijkwaardige behandeling en mogen leven met dezelfde rechten als anderen. We behandelen niemand gelijk: we behandelen mannen anders dan vrouwen, jongeren anders dan ouderen.
Enkele citaten uit ”ik heb niks tegen Nederlanders, 101 feiten en inzichten uit de multiculturele samenleving” van Hans Kalenbach.