Regelmatig merk ik op dat de Europese Unie en de Verenigde Staten selectief omgaan met hun mensenrechtenbeleid, en met mij zijn er blijkbaar meer die dit opvalt¹. Het Europees-Amerikaanse bondgenootschap spreekt elkaar nauwelijks publiekelijk aan op mensenrechtenschendingen. Dat zou het bondgenootschap namelijk verzwakken en instabiliteit is nou eenmaal slecht voor de internationale handel. In de VN-raad treden de EU en de VS vaak op als beschermer van de mensenrechten, waarbij (pogingen) tot het veroordelen van landen niet geschuwd wordt. Maar hoe (on)partijdig is de Europese Unie, hoe (on)partijdig is de Verenigde Staten? En zijn mensenrechten universeel toepasbaar, in de gehele wereld, op elk beleidsterrein? En is het niet vreemd dat we handel drijven met landen die het niet zo nauw nemen met de mensenrechten in hun eigen land? Waarom spreken we die landen niet (publiekelijk) aan, worden economie en winst boven mensen geplaatst?
Zijn mensenrechten gedegradeerd tot economische koehandel?
In dit artikel probeer ik deze stelling voorzichtig af te pellen. Laten we bij het begin beginnen: De Universele Verklaring voor de Rechten van de Mens. Deze verklaring is een uitvloeisel van de Tweede Wereldoorlog. Met de gedachte ‘dit nooit meer’ werd gezocht naar universele rechten die wereldwijd toepasbaar zijn. De nieuwe machtsblokken: het kapitalistische Westen en het communistische Oosten hebben samen de Rechten van de Mens geformuleerd. De tegenstelling was groot. Het verdrag was dan ook een compromis, een compromis tussen Oost en West. Een compromis tussen twee tegenovergestelde ideologieën. De interpretatie van Westerse staten is er een van electorale democratie en de rechten van de individuele burgers, dit staat centraal in het Verdrag inzake Burgerlijke en Politieke Rechten. De interpretatie van het communistische oosten, waarbij de gecentraliseerde staat de verantwoording draagt voor de economische rechten van burgers en economische gelijkheid centraal stelt, leidde tot het Verdrag inzake Economische, Sociale en Culturele Rechten. Beide verdragen werden in 1966 goedgekeurd door de Algemene Vergadering van de VN. Zo zie je dat de Universele Verklaring voor de Rechten van de Mens een opzichzelfstaande politieke compromis is.
Verdrag | De Politieke en Burgerlijke rechten | De Economische, Sociale en Culturele rechten |
Oorspronkelijke
ideologie |
Kapitalistisch | Communistisch |
Voorbeelden | Het recht op: vrije meningsuiting, vrijheid van godsdienst, persvrijheid, vrijheid van vereniging, gelijkheid voor de wet en recht op privé-eigendom. | Het recht op: arbeid, sociale zekerheid, stakingsrecht, gezondheid en medische zorg, onderwijs en het recht op een menswaardig bestaan. |
Visie | Klassiek liberaal, gericht op de onaantastbaarheid van het individu en de persoonlijke vrije keuze. | Socialistisch, sociaaleconomische en participatieve rechten zijn basisvoorwaarden die de uitoefening van alle andere rechten mogelijk maken. |
Selectief beroep op mensenrechten
Met de technologische vooruitgang, toenemende globalisering en bijvoorbeeld klimaatverandering neemt de diversiteit van mensenrechtenschendingen toe. De wereld wordt steeds ingewikkelder en mensenrechtenschendingen worden daarmee ook steeds complexer. Neem nou de schendingen door financiële instellingen of overheden die via dubieuze belastingconstructies multinationals vrijpleiten van het betalen van belasting. Kijk bijvoorbeeld naar de economische machtsblokken die door middel van agressieve handelspolitiek en sanctiebeleid de bevolking van getroffen landen hard treft. De gevolgen zijn groots: armoede, honger en uitzichtloosheid.
Honger, armoede, slechte en ontoegankelijke gezondheidszorg en fatsoenlijke huisvesting zijn zaken die vanuit de visie van westerse staten op mensenrechten minder aandacht krijgen. De klassiek westerse visie op mensenrechten is immers oorspronkelijk gestoeld op individuele vrijheden en wettelijke gelijkheid. De stem van de behoeftigen, de stem van de massa, klinkt echter veelal niet door in beleid en beleidskeuzes. Juist om die reden beroepen multinationals, hoge bestuurders en de bovenklasse van de samenleving, zich op deze klassiek liberale rechten. Het is immers gemakkelijk om een beroep te doen op wettelijke gelijkheid omdat dit bestuurders en multinationals grotendeels ontslaat van het nemen van (sociale) maatregelen om de groep behoeftigen te ondersteunen. De economische en culturele rechten zijn voor de heersende klasse van ondergeschikt belang. Zij hebben het immers goed voor elkaar en hebben geen directe individuele noodzaak om een beroep te doen op deze economische en culturele rechten. Gezien hun sociaal-economische status zijn zij immers redelijk goed gegarandeerd van dergelijke rechten of zij hoeven geen beroep te doen op dergelijke rechten. Wat heeft een multinational of een hoge bestuurder immers voor belang bij bijvoorbeeld het stakingsrecht of goede sociale zekerheid? Dit klinkt door in het beleid van westerse bestuurders, die over het algemeen hun prioriteiten leggen bij klassiek liberale rechten.
De doorgeschoten individualisering en marktwerking (individueel belang boven collectief belang) zijn hier uitvloeiselen van. Een veelgehoorde term in politiek-bestuurlijk Nederland is bijvoorbeeld: ‘Inwoners moeten zelf zorgen voor een menswaardig bestaan, daar zijn burgers in eerste instantie zelf verantwoordelijk voor.’ Hiermee wordt klaarblijkelijk minder waarde gehecht aan de Economische, Sociale en Culturele rechten. Je zou kunnen stellen dat het westerse staten feitelijk een deel van de universaliteit van de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens, negeren. Echter, voor wie arm, bezitloos of noodlijdend is, zijn deze rechten levensbelangrijk².
Volgens UNICEF, de VN-organisaties in het ontwikkelingsprogramma UNDP, de conferentie voor handel en ontwikkeling (UNCTAD) en het Bevolkingsfonds UNFPA is armoede het grootste obstakel voor mensenrechten. De economische, sociale en culturele rechten staan zodoende steeds meer onder druk.
Dubbele verantwoordelijkheid voor landen
Volgens de Universele Mensenrechtenverklaring zijn landen verantwoordelijk voor het respecteren van mensenrechten. De overheid moet burgers beschermen tegen politieke- en burgerlijke schendingen, maar ook tegen de economische, sociale en culturele schendingen. Een overheid die deze rechten alleen in wetteksten giet en daarmee denkt voldoende gedaan te hebben komt bedrogen uit. Overheden zijn namelijk ook verantwoordelijk voor het scheppen van de voorwaarden zodat deze rechten gerealiseerd kunnen worden. De nationale overheid heeft zodoende een dubbele verantwoordelijkheid.
VN-stemrecht
De Verenigde Naties hebben een heel pakket ontwikkeld waarmee mensenrechten beschermd worden. Het beschermen van mensenrechten is immers de rode draad binnen alle VN-beleidsprogramma’s. De VN is op dit moment echter onvoldoende democratisch georganiseerd. Een groot deel van de VN-leden zijn ontwikkelingslanden en zij hebben geen stemrecht. Dit stemrecht is immers in handen van rijke (ontwikkelde)landen. De Verenigde Staten en de Europese Unie gebruiken hun financieel-economische macht, om hun gedachtegoed bij deze landen Minder Ontwikkelde Landen (MOL-landen) op te leggen. Een concreet voorbeeld betreft de Milenniumtop van 2005. De problematiek van deze MOL-landen zou in eerste instantie centraal staan. Over de agenda van deze top werd echter gestemd: de rijke industrielanden bepaalden dat: veiligheid, democratie en mensenrechten de drie hoofdthema’s van de top werden. Er werd amper gesproken over de zaken die de MOL-landen aangingen. Omdat de rijke industrielanden een meerderheid hebben in de stemverhoudingen bepaalden zij de agenda. De praktijk bewijst dat rijke industrielanden klaarblijkelijk agendazettend zijn binnen de VN.
”Over mensenrechten kan niet in termen van meer of minder worden gesproken. Wie zich niet verzekerd weet van een minimum aan bestaanszekerheid, kan ook zijn burgerrechten en politieke rechten niet ten volle uitoefenen. Vrijheid is een ijdel woord wanneer niet tevens voldaan is aan het vereiste recht op arbeid, onderwijs, voeding, gezondheidszorg, huisvesting en een gezonde leefomgeving.” Dit zijn de woorden van toenmalig EU-commissaris voor Ontwikkelingssamenwerking, Louis Michel. Een stevige uitspraak, ingegeven door toenemende globalisering. Globalisering schept ons nieuwe mogelijkheden, maar biedt ook toenemende problematiek op het gebied van werkloosheid, sociale uitsluiting, armoede en klimaatverandering. De Commissie Mensenrechten heeft zodoende de laatste jaren meer aandacht aan economische en sociale rechten besteedt. Deze aandacht is natuurlijk fijn. Maar hoe zit het met het borgen van de rechtszekerheid? Als er niet gehandhaafd kan worden op het recht, dan zijn mensen afhankelijk van de goodwill van individuele landen. Helaas bestaan er nog altijd weinig rechtsregels om de schendingen van Economische, Culturele en Sociale rechten aan te pakken.
Hypocriet
De VN Commissie Mensenrechten is opgericht om mensenrechten te handhaven en schendingen, waar dan ook, te rapporteren. De commissie is echter selectief in het handhaven en rapporteren van mensenrechtenschendingen, aldus Amnesty International. Zo zijn landen met een slechte reputatie op het gebied van mensenrechten, zoals Algerije, China, Indonesië, Saoedi-Arabië, Rusland en Zimbabwe, ontsnapt aan kritische rapportages. Deze landen zijn dan ook nooit gesanctioneerd voor hun mensenrechtenschendingen. De mensonterende behandeling van gevangenen van de Verenigde Staten, in bijvoorbeeld Guantanamo Bay (Cuba) heeft de agenda van de Commissie Mensenrechten niet eens gehaald. Dit ondanks het feit dat diverse mensenrechtenorganisaties al jaren lang melding maken over ernstige mensenrechtenschendingen op Guantanamo Bay. Landen met weinig politieke vrienden, zoals Cuba, krijgen wel een veroordeling aan hun broek. Leden van de Commissie hebben meermaals rapportages van hun eigen rapporteurs naast zich neergelegd. Onderzoek naar het functioneren van de commissie concludeert dat de Commissie Mensenrechten is verlamd door politieke koehandel. Strategische motieven spelen mee in het stemgedrag van landen³.
Veroordelingen door de Commissie Mensenrechten
Wanneer je kijkt naar de daadwerkelijke veroordelingen van landen voor het schenden van mensenrechten valt op dat veroordeelde landen voornamelijk Zuidelijke landen betreft. Uit mensenrechtenrapportages van mensenrechtenorganisaties blijkt dat Noordelijke landen echt geen schone handen hebben. Ook daar zijn misstanden op het gebied van mensenrechten geconstateerd. Zij worden echter niet veroordeeld door de Commissie. Een rapport over de Commissie Mensenrechten concludeert dat leden meer gericht zijn op het beschermen van zichzelf, dan op het aan de kaak stellen van schendingen van mensenrechten. Zij zouden bovendien politieke verbintenissen aangaan om te voorkomen dat zijzelf of bondgenoten een veroordeling zouden krijgen. Om de Commissie te hervormen werd de Europese Mensenrechtenraad opgericht. Helaas zijn de landen met stemrecht in deze Europese Mensenrechtenraad opnieuw voornamelijk rijke industrielanden, hierdoor blijft de mensenrechtenraad praktisch hetzelfde functioneren als de Commissie Mensenrechten.
Mensenrechten als stok om mee te slaan
Onder president Reagan veranderde de kijk op mensenrechten. Deze conservatieve president introduceerde mensenrechten als belangrijk strijdmiddel tegen het socialisme. Vanaf 1981 veranderde het buitenlandbeleid van de Verenigde Staten hierdoor drastisch. Latijns-Amerika moest in de economische invloedssfeer van de VS gehouden worden en bevriende regimes moesten de controle over landen houden. In Latijns-Amerika stonden communistische bevrijdingsbewegingen op en wonnen snel terrein. Voor de VS bestond er angst dat de ideologie van het communisme ook economische bondgenoten in hun greep zou krijgen. Dit zou negatieve gevolgen hebben voor de Amerikaanse economie. De Verenigde Staten voelden zich verplicht om zich ideologisch/economisch te wapenen. Mensenrechten waren zo’n wapen. De Verenigde Staten maakte vanaf dat moment een onderscheid tussen autoritaire regimes en totalitaire regimes. Tot de eerste categorie behoren bevriende, maar dictatoriale regimes in Latijns Amerika. De tweede categorie was voorbehouden voor de Sovjet-Unie, China, Vietnam, Cuba en Noord-Korea.
Vanaf dat moment liet de VS geen moment voorbij gaan om communistische landen om de oren te slaan met beschuldigingen van mensenrechtenschendingen. Het eerste argument was dat Cuba zijn revolutie exporteerde naar andere landen in Latijns-Amerika. Cuba werd door de VS verantwoordelijk gehouden voor de onrust in Latijns-Amerika. De regering Reagan legde ook het verband tussen mensenrechten en democratie. Begin jaren ’80 leidde dit wederom tot een beleidswijziging. Tot dan toe werd het buitenlandbeleid door de VS altijd bepaald met het argument van ‘Verdediging van de nationale veiligheid’. Dit argument werd geruild voor ‘promotie van de democratie’, samen met de vrijemarkteconomie en ‘het in stand houden van de militaire slagkracht van de VS’4. Dit is een ideologische wending omdat dit verder gaat dan enkel het beschermen van de eigen economie en veiligheid. Het nieuwe beleid is immers gericht op actieve interventies in het buitenland.
Cuba werd verweten zich niet goedschiks te plooien naar wat de VS ‘de algemene norm in de hemisfeer’ noemden, de VS doelde hiermee op een vrijemarkteconomie en een meerpartijensysteem. Volgens de VS weigert de Cubaanse regering te luisteren naar de roep van zijn volk voor meer democratie. Het is bijzonder te noemen dat de VS zegt dat het geen normale relatie kan onderhouden met de Cubaanse regering omdat deze geen democratische verkiezingen houdt en de mensenrechten schendt. Maar de VS onderhoudt wel diplomatieke -en handelsrelaties met China, maar dat evenmin democratische verkiezingen hield en geldt als een grotere mensenrechtenschender dan Cuba. Eenzelfde verband zie je met Vietnam, Saoedi-Arabië en Koeweit. De VS laat zich in de praktijk weinig gelegen aan het democratisch gehalte of representatief gehalte van een staat 5. Het lijkt dan ook voornamelijk een politiek gelegenheidsargument.
Economische blokkade
In 1960 kwam Fidel Castro aan de macht in Cuba. Uiteraard volgde de Amerikanen dit op de voet. Toenmalig topadviseur van het Amerikaanse ministerie van Buitenlandse Zaken, dhr L.D. Mallory schreef hierover een memo naar de toenmalige regering van de VS. Hij concludeerde dat ”een meerderheid van de Cubanen Castro steunen” en ”dat er geen sprake is van een daadwerkelijke politieke oppositie”. De enige manier om deze interne steun voor Castro te ondermijnen kan bereikt worden door ”ontevredenheid aan te wakkeren via het creëren van tekorten en economische moeilijkheden. (..) Elk denkbaar middel om het economische leven op Cuba te dwarsbomen is goed. (..) Ingrijpende maatregelen zoals het weigeren van leningen en het stoppen van invoer van goederen, zijn belangrijk om de lonen te doen dalen, om honger en wanhoop te veroorzaken en dus de uiteindelijke omverwerping van de regering Castro te bewerkstelligen 6.
In 1962 riepen de Amerikanen een volledige blokkade op tegen Cuba. Het is vanaf dat moment verboden om handel te drijven met Cuba, alsmede te investeren of te reizen naar Cuba. Na de val van de muur en de ineenstorting van de Sovjet Unie ging de VS er vanuit dat de Cubaanse regering snel omver zou vallen. Om dat te bewerkstelligen werd in 1992 de ‘Cuban Act for Democracy’ aangenomen. Deze wet was een verscherping van de economische blokkade. Het was een eerste poging om de blokkade internationaal nog verder door te voeren. In 1996 nam het Amerikaanse congres de ‘Helms-Burtonwet aan’, deze wet probeerde de rest van de wereld te betrekken bij een economische oorlog tegen Cuba. De wet plaatste het private eigendomsrecht op de internationale agenda. In deze wet staat een belangrijke bepaling dat eigendomsrecht belangrijker is dan het recht van een staat om via onteigeningen en nationaliseringen een beleid te voeren gericht op sociaal welzijn voor de gehele bevolking. Deze wet is er niet gekomen om een maatschappelijk probleem op te lossen, maar is een middel om Cuba internationaal verder onder druk te kunnen zetten. Niet het oplossen van mensenrechtenproblematiek stond centraal, maar ideologische motieven van de vrije markt liggen aan de basis van dit voorstel.
Toen dit niet werkte verscheen in 2004 het rapport van de VS-overheidscommissie ‘Voor steun aan een vrij Cuba’ dat stelde dat de VS actief zal ingrijpen om een regimewissel te bewerken in Cuba 7. De Verenigde Staten dreigt hiermee feitelijk met oorlog.
Ieder jaar keurt de Verenigde Naties een resolutie goed die de Verenigde Staten oproept om een einde te maken aan de blokkade tegen Cuba. De blokkade wordt gezien als een onaanvaardbare schending van de soevereiniteit van een nationale staat. Vanaf 1992 wordt deze resolutie ieder jaar aangenomen door de VN. Het komt echter nooit tot uitvoer omdat de Verenigde Staten hun veto uitspreken over deze resolutie. Zo heeft de illegale blokkade geen consequenties voor de VS en blijft de VS mensenrechten schenden in Cuba.
Staat van de mensenrechten in Cuba
Sinds 1988 nodigt Cuba de VN-commissie mensenrechten uit voor een bezoek aan het eiland. Deze internationale rapporteurs worden zo in staat gesteld om de mensenrechtensituatie in Cuba te beoordelen. Het rapport van die missies geeft geen aanleiding om Cuba op de lijst te zetten van systematische schenders van mensenrechten. Cuba was het eerste land dat Jose Ayala Lasso (Hoge VN-commissaris voor Mensenrechten) in 1994 direct na aanstelling uitnodigde voor een bezoek aan het land. In zijn eindrapport schreef hij tevreden te zijn over de openheid en bereidheid van de Cubaanse regering om zijn voorstellen door te voeren. Cuba is een van de weinige landen die up-to-date zijn met mensenrechtenrapportages die moeten worden aangeleverd aan de VN. Daarnaast heeft Cuba bewezen de opmerkingen die voortkwamen uit de VN-visitaties, serieus te nemen en verbeteringen door te voeren. Cuba is echter geen perfecte staat, geen enkel land is perfect, er kan geconcludeerd worden dat Cuba niet tot de structurele schenders van mensenrechten behoort. Deze conclusie wordt gestaafd door verschillende internationale mensenrechten organisaties en diverse visitaties door VN-commissies.
Het lijkt er dus vooral op dat mensenrechten zijn verheven tot economische koehandel. Niet om het belang van het volk centraal te stellen, maar als ruilmiddel van het Kapitalistische westen om de eigen economie te beschermen en de internationale invloed verder uit te breiden. Mensenrechten zijn niet onderhandelbaar: elke schending, ongeacht welke staat de schending begaat is strafbaar. De beoordeling van de ernst van een schending zou niet afhankelijk mogen zijn van het land dat de schending begaat, maar zou objectief beoordeeld en veroordeeld moeten worden. De VS meet echter met twee maten en stelt tegen Cuba zelfs een illegale blokkade in. Een blokkade die grote gevolgen heeft voor het Cubaanse volk en jaarlijks wordt veroordeeld door de internationale gemeenschap. Dit is ook een vorm van mensenrechtenschending. De huidige machtsblokken zouden hun invloed en macht kunnen gebruiken om de leefomstandigheden van mensen te verbeteren, helaas blijkt in de praktijk vooral dat deze landen geïnteresseerd zijn in het uitbreiden van de economische- en politieke invloed. Mensenrechten zijn daarbij slechts een gelegenheidsargument dat ingezet wordt om de economische invloed en de bevordering van de vrije markt te versterken.
Bronnen:
¹ UN member states accused of cherry picking human rights
³ Verschillende resoluties over China werden afgezwakt of weggestemd omwille van de veelbelovende toegang tot de Chinese markt.
5. Cuba y los derechos humanos, la democratizacion y los Estados Unidos, La democracia en Cuba
7. CAFT-rapport
Over de auteur: Bas van der Voort (1991) is afgestudeerd bestuurskundige met een specialisatie in Global Development Issues. Hij is altijd opzoek naar internationale voorbeelden op het gebied van overheidsmanagement en gelooft in internationale samenwerking, op basis van gelijkwaardigheid. Bas heeft bijzondere interesse in interactieve beleidsvorming, lokale democratie en participatie.